Statusbalk
De statusbalk bevindt zich boven aan het scherm als er een job geopend is. Hij toont informatie over de apparatuur die met de bedieningseenheid verbonden is en biedt toegang tot vaak gebruikte functies.
Statusbalk bij conventionele meting
Statusbalk bij GNSS meting

Items die meestal op de statusbalk aanwezig zijn:
Item | Naam | Beschrijving |
---|---|---|
|
Menu knop |
Op tikken om het menu te openen. |
![]() |
Applicatie symbool |
Toont de huidige Origin app. Als u maar één app geïnstalleerd hebt, toont de statusbalk altijd het Inmeten Algemeen symbool. Als u de Origin Wegen app geïnstalleerd hebt, tikt u om te wisselen op het pictogram en selecteert u de app waarnaar u wilt overschakelen. In de modus Staand verschijnt het app symbool niet op de statusbalk. Om naar een andere app te wisselen, tikt u op |
Datum en tijd |
Toont de huidige datum en tijd. |
|
Statusregel |
De statusregel toont een bericht als er een gebeurtenis of actie plaatsvindt. Tik op de statusregel om van het ene naar het andere instrument te wisselen tijdens geïntegreerd meten. De statusregel wordt uiterst rechts van de statusbalk weergegeven. In de modus Staand verschijnt hij onder de statusbalk. |

Het Batterij status deel van de statusbalk toont de status van de batterij in de bedieningseenheid en apparaten verbonden met de bedieningseenheid. Als de bedieningseenheid meer dan één batterij heeft, wordt de batterijspanning van elke batterij weergegeven.
Om het scherm Batterij status te bekijken, tikt u op het batterij status deel van de statusbalk.

Tijdens een conventionele meting worden waarden voor de huidige horizontale hoek of verticale hoek en afstand op de statusregel getoond.

Om te bekijken:
- het scherm Instrument functies - op het Instrument symbool op de statusbalk tikken.
- het scherm Instrument instellingen - het Instrument symbool op de statusbalk ingedrukt houden.
Het Instrument symbool geeft het type verbonden instrument aan. Er worden symbolen aan het Instrument symbool toegevoegd om de status aan te geven.
Symbool | Geeft aan |
---|---|
![]() |
Dat de software verbonden is met een Spectra Geospatial FOCUS 50 total station. |
![]() |
Dat de software verbonden is met een Spectra Geospatial FOCUS 30 of 35 total station. |
![]() |
Het instrument is vastgezet op het doel (prisma). |
![]() |
Het instrument is vastgezet op en meet naar het doel (prisma). |
![]() |
Het instrument is in Fast Standard (FSTD) modus. Het middelt de hoeken terwijl een Fast Standard meting wordt uitgevoerd. |
![]() |
Het instrument is in Standard (STD) modus. Het middelt de hoeken terwijl een standaard afstandmeting plaatsvindt. |
![]() |
Het instrument is in Tracking (TRK) modus. Het meet continu afstanden, waarbij de statusregel telkens wordt bijgewerkt. |
![]() |
Het instrument is vastgezet op het doel (prisma) en ontvangt een EDM signaal terug van het prisma. |
![]() |
De laser aanwijzer is aan (alleen in DR modus). |
![]() |
De high power laser pointer is aan. |
![]() |
Er worden geen radiosignalen van het robotic instrument meer ontvangen. |
![]() |
De compensator is uitgeschakeld. |
![]() |
Auto verbinden is uitgeschakeld. Tik eenmaal op het symbool om auto verbinden opnieuw te starten. Tik nogmaals op het symbool om de Opties voor auto verbinden te configureren. Tik nogmaals op het symbool om de Auto verbinden instellingen te configureren. |

Om het doel of de doel instellingen te wijzigen, tikt u op het Doel status symbool op de statusbalk. Zie Prisma hoogte.
Symbool | Geeft aan |
---|---|
![]() |
Het prisma is vastgezet. “1” geeft aan dat prisma 1 in gebruik is. De prismaconstante (in millimeter) en prismahoogte worden rechts van het pictogram getoond. Bij het meten van een punt met een twee prisma offset worden er twee prismaconstanten weergegeven. |
![]() |
Het instrument is in Direct Reflex modus. |
![]() |
Het roterende doelpictogram met een pulserende rode halo geeft aan dat Autolock ingeschakeld is voor het instrument, maar momenteel niet is vastgezet op een doel. |
![]() |
GPS Zoeken is ingeschakeld. |

Tijdens een GNSS meting wordt precisie informatie voor de huidige positie op de statusregel getoond.

Het getal onder het satelliet symbool geeft het aantal satellieten in de oplossing aan als u een meting gestart hebt, of het aantal satellieten dat wordt gevolgd als u nog geen meting hebt gestart. Om het Satellieten scherm te bekijken, tikt u op
.
Als er [A] of [B] naast het aantal satellieten in een RTK meting wordt weergegeven, wordt er een onafhankelijke subset van satellieten gebruikt. Zie Onafhankelijke subsets van satellieten gevolgd in RTK-metingen gebruiken.

Om te bekijken:
- het scherm GNSS functies - op het GNSS ontvanger symbool op de statusbalk tikken.
- het scherm Ontvanger instellingen - het GNSS ontvanger symbool op de statusbalk ingedrukt houden.
Het GNSS ontvanger symbool geeft het type verbonden GNSS ontvanger aan:
Symbool | Geeft aan |
---|---|
![]() |
Spectra Geospatial SP100 ontvanger, waarbij IMU tiltcompensatie ingeschakeld en de IMU gealigneerd is. Metingen worden gecorrigeerd voor tilt van de ontvanger. Precisiewaarden voor de huidige meetstokpunt positie worden weergegeven. |
![]() |
Spectra Geospatial SP100 ontvanger, waarbij IMU tiltcompensatie ingeschakeld is, maar de IMU niet gealigneerd is. Metingen worden niet gecorrigeerd voor ontvanger tilt. Er worden geen precisiewaarden weergegeven. |
![]() |
Spectra Geospatial SP100 ontvanger, waarbij IMU tiltcompensatie niet ingeschakeld is. De ontvanger werkt in alleen-GNSS modus. Er worden precisiewaarden voor het APC weergegeven. |
![]() |
Spectra Geospatial SP90m ontvanger |
![]() |
Spectra Geospatial SP85 ontvanger |
![]() |
Spectra Geospatial SP80 ontvanger |
![]() |
Spectra Geospatial SP60 ontvanger |
![]() |
Spectra Geospatial SP30 handheld GNSS-ontvanger |
![]() |
Auto verbinden is uitgeschakeld. Tik eenmaal op het symbool om auto verbinden opnieuw te starten. Tik nogmaals op het symbool om de Opties voor auto verbinden te configureren. Tik nogmaals op het symbool om de Auto verbinden instellingen te configureren. |

Om meer gedetailleerde status informatie te bekijken, tikt u op het real-time correctie informatie deel van de statusbalk.
Symbool | Wat geeft het aan |
---|---|
![]() |
Er worden radiosignalen ontvangen. |
![]() |
Er worden geen radiosignalen meer ontvangen. |
|
Er worden GSM modemsignalen ontvangen. |
![]() |
GSM modem heeft opgehangen, of is gestopt met het ontvangen van correcties. |
![]() |
Er worden SBAS signalen ontvangen. |
![]() |
Er worden RTX satellietsignalen ontvangen en er wordt een RTX positie gegenereerd. |
![]() |
Er wordt data van de RTX satelliet ontvangen, maar er kan nog geen RTX positie worden gegenereerd. |
![]() |
Er is een RTX meting actief, maar er wordt nog geen data van de RTX satelliet ontvangen. |
![]() |
Een wordt een punt gemeten. |
![]() |
Er worden continu punten gemeten. |
![]() |
Er is een GNSS RTK-meting actief en base data van een GNSS Internet bron wordt naar de rover gestreamd. |
![]() |
Er is een GNSS RTK-meting actief en het streamen van base data van een GNSS Internet bron is gepauzeerd. Het streamen van base data wordt automatisch opnieuw gestart wanneer dat nodig is. |
![]() |
Er is een GNSS RTK-meting actief en er wordt base data van een GNSS Internet bron ontvangen, maar de oplossing van de ontvanger gebruikt die base data nog niet. |
![]() |
Er is een GNSS RTK-meting actief en het streamen van base data van een GNSS Internet bron is gestopt. De basisstation verbinding met de GNSS Internet bron blijft behouden, maar de real-time base data wordt niet naar de rover gestreamd. |
![]() |
Er is een GNSS RTK-meting actief, maar er kan geen base data van een GNSS Internet bron worden ontvangen. |

De huidige antennehoogte wordt onder het antennesymbool getoond. Als het antennesymbool hetzelfde is als het ontvangersymbool, wordt de interne antenne gebruikt.
Om de huidige antenne instellingen te wijzigen, tikt u op het antennesymbool op de statusbalk.