Een basisradio dataverbinding configureren
Om GNSS-correcties bij de rover te verkrijgen met behulp van een radio dataverbinding, kunt u de Origin software verbinden met een Spectra Geospatial GNSS-ontvanger met interne radio of met een externe radio.
De interne radio van een geïntegreerde Spectra Geospatial GNSS-ontvanger kan ook als base radio functioneren wanneer hij als zendontvanger geconfigureerd is en de optie UHF zenden op de ontvanger ingeschakeld is. Dit voorkomt dat u een externe radio oplossing aan de base ontvanger moet gebruiken om base data uit te zenden. Bij gebruik van Spectra Geospatial GNSS-ontvangers die niet de optie UHF zenden hebben, moet u een externe radio aan het base station gebruiken, ook als u de interne radio van de rover gebruikt.

Om een Bluetooth verbinding met een TDL450B of ADL450B radio in de meetmethode te configureren, verbindt u de bedieningseenheid rechtstreeks met de radio, zonder de ontvanger te verbinden of een meting te starten.
-
Zorg ervoor dat Bluetooth op de bedieningseenheid en op de radio ingeschakeld is.
Bluetooth moet standaard ingeschakeld zijn op de TDL450B/ADL450B radio. Als het niet ingeschakeld is, kunt u het inschakelen via de menu's op het frontpaneel van de radio.
-
Start Origin op de bedieningseenheid.
- Tik op
en selecteer Instellingen / Meetmethodes. Selecteer de gewenste meetmethode. Druk op Edit.
-
Selecteer Base dataverbinding.
- Stel het veld Type in op Radio.
-
Selecteer in het veld Radio TDL450B / ADL450B.
-
Selecteer in het veld Ontvanger poort de optie Bluetooth.
-
Selecteer de naam van de specifieke radio waarmee u wilt verbinden.
-
Als de bedieningseenheid al eerder verbinding heeft gemaakt met de radio, selecteert u de radio in het veld Apparaat naam.
-
Als dit de eerste keer is dat de bedieningseenheid verbinding maakt met de radio, is het veld Apparaat naam leeg. Voor de eerste keer met de radio verbinden:
-
Tik op Zoeken. Het scherm Bluetooth zoeken toont een lijst van Beschikbare apparaten.
-
Selecteer het apparaat waarmee u wilt verbinden. Druk op Selecteren.
De software gaat terug naar het scherm Base dataverbinding. De naam van de radio die u hebt geselecteerd, wordt weergegeven in het veld Apparaat naam.
-
-
-
Om met de radio te verbinden en de instellingen te configureren voor de radio die u hebt geselecteerd, tikt u op Verbinden.
-
Selecteer de Radio modus.
-
Selecteer de radio Frequentie die u wilt gebruiken.
-
Selecteer de Base radio modus.
-
Selecteer indien nodig andere instellingen, zoals Netwerk nummer, Roepnaam inschakelen, Roepnaam, Zendvermogen niveau en Ondersteunde repeaters.
-
-
Druk op Accept.
-
Druk op Opsl.
Tijdens een meting is de bedieningseenheid met de GNSS-ontvanger verbonden en is het de GNSS-ontvanger die via Bluetooth verbinding maakt met de TDL450B/ADL450B radio. Als u de instellingen van de radioconfiguratie wilt bekijken (bijv. TX-frequentie, zendvermogen), tikt u op het ontvanger symbool op de statusbalk en vervolgens op Dataverbinding. In tegenstelling tot andere radioverbindingen kunt u de instellingen voor de radioconfiguratie voor een TDL450B/ADL450B wijzigen zonder eerst de meting te beëindigen.

Een kabelverbinding configureren met een radio die zich niet in een GNSS-ontvanger bevindt (inclusief de TDL450B radio):
-
Verbind de bedieningseenheid, ontvanger en radio en sluit indien nodig de stroomtoevoer aan. Zie stap 2 in GNSS base ontvanger instellen.
Sommige TRIMTALK en Pacific Crest radio's moeten in commando modus staan om ze te kunnen configureren. De commando modus wordt bij het inschakelen kort geactiveerd. Volg de aanwijzingen op om met de radio te verbinden.
-
Start Origin op de bedieningseenheid.
- Tik op
en selecteer Instellingen / Meetmethodes. Selecteer de gewenste meetmethode. Druk op Edit.
-
Selecteer Base dataverbinding.
- Stel het veld Type in op Radio.
-
Stel het veld Radio in op het type radio dat u gebruikt.
-
Als u een externe radio hebt geselecteerd, selecteert u de Poort op de radio die u voor de verbinding gebruikt.
-
Als uw radio niet wordt weergegeven in de lijst Radio, selecteert u Aangepaste radio en definieert u vervolgens de poort van de ontvanger, baudrate en pariteit.
Indien nodig kunt u ook Clear To Send (CTS) inschakelen voor een Aangepaste radio.
Schakel CTS alleen in als de ontvanger aangesloten is op een radio die CTS ondersteunt. Spectra GeospatialGNSS ontvangers ondersteunen RTS/CTS flow control wanneer u CTS inschakelt. Voor meer informatie over ondersteuning van CTS raadpleegt u de documentatie die bij de ontvanger meegeleverd is.
-
Schakel het vakje Routeer door bedieningseenheid uit en geef het poortnummer van de ontvanger op waarmee de radio verbonden is en de baudrate voor de communicatie.
Als u de bedieningseenheid bij de base laat, hebt u de radio mogelijk met de bedieningseenheid verbonden. Schakel in dat geval het vakje Routeer door bedieningseenheid in. Hierdoor kan real-time data tussen de ontvanger en de radio door de bedieningseenheid passeren. Geef het nummer van de poort van de bedieningseenheid op waarmee de radio verbonden is en de baudrate voor de communicatie.
-
Om met de radio te verbinden en de instellingen te configureren voor de radio die u hebt geselecteerd, tikt u op Verbinden.
-
Als de interne radio van de ontvanger een dubbelband radio is, selecteert u de frequentieband die u wilt gebruiken.
-
Selecteer de radio Frequentie die u wilt gebruiken.
-
Selecteer de Base radio modus.
-
Selecteer indien nodig andere instellingen, zoals Netwerk nummer, Roepnaam inschakelen, Roepnaam, Zendvermogen niveau en Ondersteunde repeaters.
-
-
Druk op Accept.
-
Druk op Opsl.
Als u de instellingen van de radioconfiguratie wilt bekijken (bijv. TX-frequentie, zendvermogen) bij verbinding met de radio, tikt u op het ontvanger symbool op de statusbalk en vervolgens op Dataverbinding. Om de instellingen van de radioconfiguratie voor elke andere radio dan de TDL450B/ADL450B te wijzigen, moet u eerst de meting beëindigen.