Survey Office objectenbibliotheken

U kunt uw eigen feature bibliotheek aanmaken met behulp van Feature Definition Manager in de Spectra Geospatial  Survey Office software en het bestand vervolgens naar de map System Files op de bedieningseenheid overbrengen.

Namen van feature codes die spaties bevatten, worden in Origin met een puntje tussen de woorden weergegeven, bijvoorbeeld: Brand·kraan. Deze puntjes zijn in de kantoorsoftware niet zichtbaar.

Attributen voor feature codes gemaakt in de Feature Definition Manager kunnen worden gewijzigd in Origin, met de volgende uitzonderingen:

  • Alleen-lezen attributen worden wel weergegeven, maar kunnen niet worden gewijzigd in Origin.

  • Attributen alleen voor gebruik op kantoor worden niet weergegeven in Origin.

Wanneer u een oud FXL bestand gebruikt, zijn de besturingscodes die worden ondersteund afhankelijk van de versie van het FXL bestand.

  • Voor gladde curve besturingscodes is FXL bestandsversie 4 of later nodig.
  • Voor rechthoek en cirkel besturingscodes is FXL bestandsversie 5 of later nodig.
  • Voor horizontale en verticale offset besturingscodes is FXL bestandsversie 6 of later nodig.
  • Voor blok besturingscodes is FXL bestandsversie 8 of later nodig.

Om bestanden van oudere versies te upgraden, selecteert u Bestand / Opslaan als in Feature Definition Manager en selecteert u het nieuwste Opslaan als formaat.

Blokken moet worden aangemaakt of gewijzigd m.b.v. Feature Definition Manager in Survey Office. U kunt de feature code en feature code beschrijving voor een blok desgewenst wijzigen m.b.v. Origin.

Blok besturingscodes hebben een veld Besturingscode actie, waarmee het gedrag van het blok wordt bepaald:

Besturingscode actie Voer deze besturingscode in om...
Rotatie het blok met de opgegeven waarde met de klok mee rond het huidige punt te draaien.
Schaal X het blok langs de X-as te schalen.
Schaal Y het blok langs de Y-as te schalen.
Schaal Z het blok langs de Z-as te schalen.
Van 1 punt de constructie van een blok op te geven m.b.v. het huidige punt als het invoegpunt.
Van 2 punten de constructie van een blok op te geven m.b.v. het huidige en volgende punt als invoegpunten.
Van 3 punten de constructie van een blok op te geven m.b.v. het huidige en twee volgende punten als invoegpunten.

Origin ondersteunt zowel puntsymbolen als bloksymbolen, waaronder blokken met 1 punt, 2 punt en 3 punten. Om symbolen op de kaart weer te geven, tikt u op , selecteert u Instellingen en in het veld Puntsymbolen selecteert u vervolgens Feature symbolen. Zie Kaart instellingen.

De kleuren gedefinieerd in het FXL bestand aangemaakt met de Feature Definition Manager software zijn mogelijk niet identiek aan de kleuren die door de Origin software worden gebruikt.

Kleuren kunnen in Feature Definition Manager als Per laag of Aangepast worden gedefinieerd.

  • Wanneer Per laag is gedefinieerd, gebruikt Origin de kleur die is gedefinieerd in het FXL-bestand. Als er geen laagkleur is gevonden, gebruikt u Origin zwart.

  • Als Aangepast is gedefinieerd, gebruikt Origin standaard de best passende kleur uit het Origin palet.

    Als Per laag of Aangepast is gedefinieerd, kunt u de standaard Origin kleur in een andere kleur wijzigen, maar als u dat doet, kunt u hem niet opnieuw veranderen.

De Origin software vult feature-gecodeerde polygonen niet.